22 Januari 1910. 33 „van het raadsbesluit,sub 3°. hiervoor, met het daarbij „behoorend goedkeuringsbesluit van de gedeputeerde „staten b. dat de omschrijving der daadzaken, vervat in de „overwegingen van het besluit sub 1°., onvolledig is „en dat daarin mede had moeten zijn opgenomen, „dat het raadsbesluit sub 3°. nimmer, dus ook niet „op den dag, waarop daaraan door overdracht en „betaling der koopsom ad 25 000,— uitvoering „werd gegeven, zijnde 31 Maart 1909, is geschorst, „alsmede, dat het raadsbesluit, bedoeld sub 4°. hier door, nimmer is geschorst, nóch vernietigd, derhalve „ook niet op 31 Maart 1909 c. dat naar de geldende jurisprudentie de koopover eenkomst op 31 Maart 1909 derhalve rechts geldig bestond en zooals uit het overgelegde afschrift „der koopovereenkomst blijkt, op vordering van ver koopster is voltrokken door de levering en betaling; d. dat door burgemeester en wethouders volkomen „terecht met inachtneming van alle daartoe betrek kelijke wettelijke voorschriften de betaling der „koopsom is bevolen en dat de rechtmatigheid dezer „uitgaaf uitsluitend valt te beoordeelen naar den „datum, waarop zij werd gelast en derhalve zonder „dat latere beslissingen van welken aard ook, bij die „beoordeeling in aanmerking mogen worden genomen; e. dat de overweging van de gedeputeerde staten als „zoude door het Koninklijk besluit van 4 Augustus „1909, n". 40, die uitgaaf onrechtmatig zijn en mits- „dien, als niet voor goedkeuring vatbaar, niet onder „de uitgaven der gemeente van den dienst 1908 „moeten worden opgenomen, geen steun vindt in „de wet, en dat artikel 226, eerste lid der gemeente- „wet, op de uitgaaf niet van toepassing is dat de beslissing van de gedeputeerde staten, vervat „in het besluit, omschreven sub 1°. hiervoor, derhalve „is onjuist, zoodat daarin niet mag worden berust;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 33