15 October 1910.
345
Lijders aan tuberculose werden daarbij uitgesloten. Sinds
dien is er verandering gekomen in den toestand en is er
eene neiging ontstaan, om de lighal bijna uitsluitend in te
richten voor tuberculoselijders. Spreker zou het zeer jammer
vinden, dat het Mastbosch, gelegen bij Ginneken, en zoozeer
in trek bij stadgenoot en vreemdeling, een sanatorium werd
voor longlijders.
Spreker heeft innig medelijden met longlijders, waarvan
hij in zijne naaste omgeving de treurige gevolgen heeft
gezien, maar ook heeft spreker medelijden met Ginneken
en Bredawanneer de veiligheid der hygiëne zou worden
tekort gedaan, door in de bosschen eene verzameling van
longlijders te herbergen. Dit zou wel eens kunnen worden
de ondergang van den bloei van Ginneken en ook eenigs-
zins van Breda, dat profiteert van de gasten van Ginneken.
Het is spreker bekend, dat ook in de vereeniging „Het
Groene Kruis" dit punt een onderwerp van bespreking
heeft uitgemaakt en dat zelfs in het bestuur daarover hevig
is gedisputeerd. Daarom zou spreker in overweging willen
geven, in dit bijzonder geval geen subsidie toe te kennen.
Ware de tuberculose-bestrijding niet op den voorgrond
gesteld, dan zou spreker gaarne het gevraagde bedrag van
/'600, - willen toestaan. Thans ka nhij echter daartoe niet
medewerken.
De heer VAN HULTEN is het niet eens met den heer
Reigersman. Spreker heeft zelf twee zomers in de bosschen
doorgebracht als longlijder. Van de 100 personen, die er
komen, zijn er wel 80, die genezing komen zoeken voor
longlijden. De dennenbosschen zijn en blijven een geschikt
oord voor longlijders. Spreker zou het toejuichen, wanneer
daar langzamerhand een sanatorium voor longlijders geves
tigd werd, en vindt het een goed idéé, dat het Groene
Kruis nu een lighal beschikbaar stelt voor menschen, die
de kosten van een sanatorium niet kunnen betalen.
De heer REIGERSMAN vindt een sanatorium ook uit
stekend, maar niet op eene plaats, welke door hare mooie