846 U/L 15 October 1910. omgeving zooveel bezoekers trekt en niet in zoo'n dicht bevolkte buurt. De heer VAN DEN BRINK acht het standpunt van den heer Reigersman wreed. Deze schetst de schoone natuur en daarvan zouden de longlijders, die behoefte hebben aan de lucht van dennenbosschen, niet mogen genieten. Het gevaar, dat de vreemdelingen daarvoor zouden wegblijven, acht spreker chimerisch. Vele vreemdelingen, die in de bosschen verblijven, zijn toch al longlijders. Spreker meent, dat dit dan ook geen reden kan zijn, om de subsidie te weigeren. De heer mr. W. INGENHOUSZ vindt ook de tegen woordige plaats voor het dagverblijf niet zeer geschikt. Spreker meent echter, dat het Groene Kruis reeds pogingen heeft aangewend, om de lighal te verplaatsen naar een ander terrein, meer verwijderd van dat gedeelte van het Mastbosch, hetwelk de meeste bezoekers trekt. Indien echter de lighal gevaar opleverde voor het vreemdelingen- bezoek, dan zouden er door dc gemeente Ginreken wel reeds stappen zijn gedaan, om die inrichting daar niet te houden. De heer HEIJLAERTS is het, in tegenstelling met de beide vorige sprekers, geheel eens met den heer Reigers man. Verschillende hotels geven in hun prospectus al te kennen, dat in hunne inrichtingen geen tuberculoselijders mogen verblijven. Het gevaar is dus geen chimera. Breda en Ginnekcn staan bekend als eene gezonde streek en zijn om die reden eene gezochte plaats voor vreemdelingen. Door op deze wijze de verpleging van tuberculoselijders te bevorderen, zou dit later wel eens een schadepost voor Breda kunnen worden. De heer VAN KEPPEL onderschrijft van ganscher harte, hetgeen door de heeren Van Hulten en Van den Brink

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 346