352 \pL, 15 October 1910. „kunnen verkrijgen. De gemeenschap geniet dan weer „van de bekwaamheden, welke die enkelen door hare hulp „hebben verkregen. „Maar behalve zorg voor voldoend onderwijs, zijn er „nog tal van zaken, waarvoor de gemeentekas heeft te „zorgen en waar zij belang bij heeft. Het is ook van het „allergrootste belang, dat de armoede onder de burgers „zoo klein mogelijk is. Is de gemeente in staat op eenigerlei- „wijze in deze richting werkzaam te zijn, dan is zij dit „evenzeer verplicht te doen, als zij verplicht is te zorgen „voor onderwijs, veiligheid enz. Dit is principieel mijn „standpunt, wat betreft de taak der gemeenschap, in dit „geval de gemeente. „Gaan we nu in de praktijk, dan zien we dat dit principe „ook werkelijk wordt toegepast. Alleen tegen de eene „groep menschen soms royaal, tegenover anderen zeer „schriel en in Breda schijnen de werkloozen wel buiten de „gemeenschap gesloten. „Als principieel vaststaat en practisch wordt uitgevoerd, „dat aan de ouders door middel van het onderwijs bijslag „mag worden gegeven bij de geestelijke opvoeding hunner „kinderen, hoe zal men dan verdedigen, dat geen bijslag „mag worden gegeven bij de lichamelijke opvoeding „Absoluut verkeerd is dus de redeneering van den voor zitter en van den heer Meeuwesen in de vergadering „van 30 Januari 1909. Beide heeren toch hebben daarin „beweerd, dat de gemeente eerst zou moeten ingrijpen „als de particuliere liefdadigheid te kort schiet. „Wanneer zij hadden gezegd, dat de gemeente verplicht „was in te grijpen als het particulier initiatief te kort schoot, „dan was hunne redeneering juist geweest. Van liefdadig heid bij hulp aan werkloozen is evenmin sprake als bij „het onderwijs. Hulp in tijden van werkloosheid kan ver kregen worden door contributie van de eventueel werk loozen, subsidie uit de gemeentekas, vrijwillige gaven. „Het onderwijs wordt bekostigd door schoolgeld, subsidie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 352