15 October 1910.
361
partij. Zij doen er hunne zaken, meer niet. Mogelijk kan
het gebeuren, dat de leden, na afloop der vergaderingen, bij
het huiswaarts keeren wel eens partijbelangen bespreken,
doch dat is geen propaganda maken. Spreker herinnert
zich niet, dat zulks ooit zou zijn voorgekomen.
Maar de roomsch-katholieke vereenigingen zijn propa-
ganda-vereenigingen. Zij maken propaganda voor den
godsdienst. De menschen zelf weten dat niet, maar wel
de pastoors, die aan de touwtjes trekken. Het zijn veree
nigingen voor de zaken van de pastoors. Spreker noemt
het een praatje van den heer Van Hulten en wenscht
daarom, dat art. 2 uit het reglement van het werkloozen-
fonds zal verdwijnen. Anders mag hij het voorstel niet
steunen, ook al was spreker geen socialist. De gelden
van de gemeente mogen toch niet worden aangewend in
het belang van eene enkele partij. Spreker verwacht
derhalve alsnog een categorisch antwoord van den heer
Van Hulten op de door hem gestelde vraag.
De heer VAN HULTEN wil voor een oogenblik aan
nemen, dat er geen propaganda wordt gemaakt bij samen
werking tusschen socialisten en anderen, ofschoon de socia
listen er altijd als de kippen bij zijn, om hunne reglementen
op te dringen. Spreker herinnert er echter aan, dat bij de
kamerverkiezingen in 1909 door de socialisten sterk pro
paganda is gemaakt met het feit, dat te Breda de socialisten
met de katholieken hebben samengewerkt tot het verleenen
van steun aan werkloozen. Dat is gebeurd in Bergen-op-Zoom.
De heer VAN DEN BRINK vindt het zeer duidelijk, dat
de socialisten zulke feiten mededeelen, omdat er altijd
gezegd wordt, dat de katholieken en socialisten niet kunnen
samenwerken. Het is een bewijs, dat de socialisten samen
werking zoeken. Maar nu heeft spreker nog geen catego
risch antwoord op de door hem gestelde vraag.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij is voorstander van
een gemeentelijk werkloozenfonds, waarbij alle vakver-