u
15 October 1910. 363
en Noorsche systeem, in hoofdzaak hierop neerkomende,
dat een toeslag gegeven wordt op eene uitkeering, doch
hier wordt een zeker bedrag gevraagd om te verdeelen en
zonder dat de raad weet, of het geld noodig is en hoe het
zal besteed worden.
In verband hiermede wijst spreker op een ingezonden
stuk uit Breda, hetwelk dezer dagen voorkwam in het
weekblad Het Katholieke Volken onderteekend is met de
initialen v. H. Daarin worden de werklieden opgewekt om
toe te treden tot de vereeniging „Weduwensteun", doch
wordt er tevens opgewezen, hoe merkwaardig het in deze
streken is, dat de werklieden niets over hebben voor con
tribution aan nuttige vereenigingen. Er wordtin goaogd,
dat ongeveer 90 °/0 der werklieden lid is van een kaart-
gezelschap of andere liefhebberijvereeniging, dat ze wel
houden van vetjes en pretjes, maar dat ze niets over heb
ben voor eenig fonds, waardoor zij elkander in tijd van
nood kunnen steunen. De arbeiders zouden beter voor zich
zelf kunnen zorgen, schrijft v. H., als ze maar wilden.
Dit is volkomen juist, zegt spreker. Als de arbeiders
serieus wilden, zouden zij niet bij de gemeente behoeven
aan te kloppen, zeer zeker zijn er, die slechts f 7,
f 8,of f 9,— per week verdienen en van dit weinige
niets kunnen missen. Maar er zijn ook verschillende, die
wel kunnen bijdragen, als ze maar willen. Welnu, laat hen
dat toonen. En als dan het werkloozenfonds voor iedere
richting openstaat en de werkman heeft gedaan, wat hij
doen kan, dan is spreker er vast van overtuigd, dat er in
Breda wel steun te vinden is
De heer VAN HULTEN is nog nooit zoo dankbaar
geweest als thans na de toespraak van den voorzitter.
Als we dus een fonds bij elkaar hebben en geen voldoende
geld beschikbaar, kunnen we terugkomen. Spreker neemt
dit ad notam.
Er is gezegd, dat' we een stap in de duisternis doen.
Dat is ook zoo. Er kan evengoed f 1500,noodig zijn,
als maar f 500,zooals is aangevraagd.