15 October 1910. 365 terugkomen op zijn voorstel, in April gedaan, om eene commissie van onderzoek in te stellen. De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat er alsnu twee voorstellen zijn het eene, om eene commissie te benoemen en het andere, om subsidie te verleencn, op voorwaarde, dat alle werklieden medewerken. Spreker is erg blij, dat de heer Van Hulten thans met die gevaarlijke socialisten wil medewerken en steunt derhalve het voorstel van den heer Van Hulten. De voorzitter zegt, dat men in een verkeerd spoor geraakt. Er is maar écn voorstel, n.l. dat van burgemeester en wethouders. Intusschen constateert spreker, dat de heer Van Hulten heeft verklaard dat de arbeiders dikwijls te lam zijn, dat zij bijdragen. En zou nu de gemeente die arbeiders, die zelf te lam zijn om iets te doen, maar moeten helpen De heer VAN HULTEN betoogt, dat de arbeiders, die bij het fonds zijn aangesloten, wel degelijk contribueeren. De voorzitter vindt het jammer, dat de heer Van Hulten hieromtrent geene gegevens heeft verstrekt. De heer VAN HULTEN wil daarom de zaak aanhouden. E)e heer MEEUWESEN vindt in de mededeeling van den heer Van Hulten, dat de timmerlieden elders werken, volstrekt geen bewijs, dat de werkloosheid hier zoo groot zou zijn. Die menschen zijn toch niet werkloos. De voorzitter zegt, dat tegenover die 50 timmer lieden, die elders werken, kan gesteld worden het feil, dat dagelijks hier honderden werklieden van buiten komen. Door de goedkoope reisgelegenheden per spoor is dat volstrekt geen bezwaar. Spreker acht de zaak voldoende besproken, en zal derhalve het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 365