19 November 1910. 395 „Op 1 Januari 1911 treden in werking de wet van 30 „December 1909 staatsblad n 416) tot wijziging van som- „mige bepalingen der gemeentewet betreffende het geldelijk „beheer, en de wet van 30 December 1909 staatsblad n°. „417), houdende regeling van de zekerheidstelling door „gemeente-ambtenaren (gemeente-borgtochtenwet). „In verband hiermede is het noodig de borgtochten van „verschillende rekenplichtige ambtenaren te herzien en „nieuwe regelen vast te stellen ten aanzien van zoodanige „ambtenaren, aan wie de inning van bepaalde inkomsten „der gemeente is opgedragen. „De hierbedoelde rekenplichtige ambtenaren zijn „a. De gemeente-ontvanger. „Artikel 110 der gemeentewet bepaalt, dat de zekerheid „bedraagt ten minste een tiende van den ontvang. „Onder ontvang wordt verstaan het bedrag van de „gemiddelde jaarlijksche inkomsten der gemeente volgens „de vastgestelde gemeente-rekeningen over de laatste vijf „jaren, na aftrek van de voordeelige saldo's van vorige „dienstjaren ert van het genotene uit 1" geldleeningen, 2° „teruggave van voorschotten, 3°-verkoop van onroerende „goederen, inschrijvingen op een van de (Irootboeken van „de Nationale schuld, effecten of andere schuldbrieven, en „41 aflossing van hypothecaire of andere schuldvorderingen. „Berekend naar dezen maatstaf hebben de ontvangsten „over de jaren 1905, 1906, 1907, 1908 en 1909 gemiddeld „bedragen per jaar 523 528,315, zoodat de zekerheid zou „moeten bedragen minstens f 52 352,83. „Hieromtrent zij opgemerkt, dat buiten berekening zijn „gelaten de ontvangsten, voortspruitende uit de exploitatie „van gasfabriek en waterleiding, omdat met de inning van „de ontvangsten uit die bedrijv-en na 1 Januari e.k. zal „worden belast de boekhouder bij gemelde inrichtingen, „een en ander bij afzonderlijke bedrijfsverordening te regelen. „Alleen het surplus van bedoelde bedrijven, noodig voor „schuldaflossing, rentebetaling en winstuitkeering aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 395