396 49 November 1910. „gemeente, zal voortaan in de gemeentekas vloeien. Stelt „men deze ontvangsten gemiddeld op 100 000,—, per „jaar, dan zou, in verband hiermede, de zekerheid van den „ontvanger met 1/10 daarvan, of 10 000,moeten wor- „den verhoogd en mitsdien vastgesteld moeten worden op „ruim 62 000, -. „Volgens de gemeentewet kan echter de zekerheid van „den ontvanger, onder goedkeuring van gedeputeerde sta- „ten, op minder dan ecn-tiende van den ontvang worden „gesteld in die gemeenten, waar aan den ontvanger de „verplichting is opgelegd om zijne kas, voor zoover zij het „bedrag der zekerheid overtreft, telkens te storten in eene „bewaarplaats of instelling, waaruit hij, zonder medewerking „van burgemeester en wethouders, of een door hen aan gewezen lid van hun college, geene gelden kan lichten. „Bij art. 12 der instructie voor den ontvanger is bepaald, „dat, zoodra de kas het bedrag van den door hem gestel- „den borgtocht overtreft, hij verplicht is, indien burgemees- „ter en wethouders het gelasten, dat meerdere en bovendien „zooveel als zij oordeelen te behoeven, bij hen tegen „behoorlijk bewijs te storten. „Met deze bepaling is eveneens rekening gehouden in „het ontwerp-besluit, zoodat er geen bezwaar bestaat de „zekerheid vast te stellen op een lager bedrag dan het »Yio gedeelte van den gemiddelden jaarlijkschen ontvang. „Bij raadsbesluit van 27 Februari 1892 is de borgtocht „van den tegenwoordigen titularis vastgesteld op 35 000, „Het komt ons wenschelijk voor ook thans dit bedrag als „zekerheid voor den ontvanger te behouden. „b. De boekhouder van de gasfabriek en waterleiding. „Bij raadsbesluit van 25 Juli 1896 werd de borgtocht „voor den tegenwoordigen functionaris vastgesteld op 2 000,-. „Nu het in de bedoeling ligt het geldelijk beheer der „betrokken inrichtingen bij afzonderlijke bedrijfsverordening „aan den boekhouder op te dragen, is het noodig het be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 396