404
19 November 1910.
moeten komen, maar het moet toch ergens van daan komen
en het geld moet er zijn.
De lieer ROMBOUTS licht toe, om welke redenen deze
meerdere aflossing op de exploitatiekosten moeten worden
gebracht. Aanvankelijk werd er volgens het lecningsplan
f 5 000,—per jaar afgelost, later is het 10 000,gewor
den en thans f 15 000,Dat moet toch ten laste der
exploitatie komen, dat kan niet anders. Doordat er die
verhooging bijgekomen is, is het water zooveel duurder
geworden. Door den prijs van het water voor eventueel
gebruik op -10 cent per M;i. te behouden, zou de gemeente
met verlies verkoopen, want het water kost aan de gemeente
meer. Dat mag men niet doen. Daarom is ook alleen dat
cijfer verhoogd de overige tarieven zijn onveranderd ge
bleven
De heer OVERING is het eens met den heer Smits,
dat de meerdere aflossing geen gezond motief kan zijn tot
verhooging van den kostprijs. De aflossing kan geen invloed
uitoefenen op den kostenden prijs.
Wanneer men later weer meer zou willen aflossen, dan
zou men weer tot prijsverhooging moeten overgaan. Een
gezond motief is dit niet.
De heer Fr. SMITS wijst erop, dat hij niet tegen amor
tisatie is en wil ook gaarne erkennen, dat er vroeger
verkeerd is gehandeld. Maar spreker vindt het verkeerd,
dat men tusschen amortisatie en aflossing eenig verband
brengt. In het rapport-SPARRius is dit hetzelfde begrip.
Door den heer Rombouts is gezegd, dat de aflossing
den kostenden prijs verhoogt. Maar hoe dan te handelen,
vraagt spreker, als er eens eene tijdelijke geldleening moet
worden aangegaan van b.v. een half millioen, die nog in
hetzelfde jaar moet worden afgelost En hoe, als de schuld
geheel is afgelost Zou men dan niets meer voor het
water behoeven te betalen