416 3 December 1910. niet weggenomen. Er moet zooveel mogelijk op worden toegezien, dat de verlichting zoo veilig mogelijk wordt aangebracht. Waar in andere gevallen wel ontheffing van art. 14 is verleend en het hier geldt een gebouw in de Brugstraat, waar de grond duur is, komt het spreker voor, dat de gemeente geen gebruik mag maken van de bijzondere omstandigheid, dat een pand herbouwd moet worden, het welk door brand is vernield. Spreker zal dus stemmen tegen het prae-advies. De heer LIJDSMAN vindt het ook treurig, dat een afwijzend prae-advies moest worden uitgebracht, maar het kon niet anders. Hier blijft geen open ruimte over. Als er maar een beetje open ruimte was, zoodat men, in geval van brand, het gebouw aan de achterzijde kon verlaten, dan zou het bezwaar kunnen worden opgeheven. Het is spreker niet bekend, of reeds pogingen zijn aangewend door den heer Raming, om van het aangrenzend pand eenige ruimte bij te koopen, in welk geval aan beider verlangen kon worden tegemoet gekomen. De heer Fr. SMITS wijst erop, dat het pand ter zijde uitgang heeft naar de openbare straat. Achter het pand is de tuin van Arnaud, zoodat er dus voldoende open ruimte is voor lucht en licht. Het gevaar voor brand, waarop gewezen wordt, acht spreker denkbeeldig. De heer TEYCHINÉ meent, dat, zoo ooit cene reden bestaat, om de gevraagde ontheffing te verleenen, dit hier het geval is. De heer Raming is genoodzaakt zijn pand opnieuw op te bouwen. Hij heeft alle mogelijke moeite gedaan, om grond bij te koopen en wil zelfs 100,— per M2. geven, maar het is hem niet gelukt. Het pand ver liest er zeer door in waarde, indien slechts s/.t van de diepte mag worden bebouwd. Spreker meent dan ook, dat de raad onbillijk zou handelen, door de vergunning te weigeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 416