3 December 1910.
417
De heer LIJDSMAN zegt, dat de zaak verandert, als de
heer Raming werkelijk alle mogelijke moeite heeft gedaan,
om grond bij te koopen. Een vorige maal is evenzoo
gehandeld met het pand van den heer Klunne aan den
Academiesingel en toen is ook eene oplossing gevonden.
Maar er dient toch eenigszins rekening te worden gehouden
met art. 14. Dat artikel kan niet geheel weggecijferd
worden. In ieder geval wil spreker een stukje grond
open houden.
De heer TEYCHINE zegt, dat, naar hem is medegedeeld,
de heer Arnaud f 30 000,vraagt voor zijn pand en de
heer den Ronden f 20 000,Als de heer Arnaud nu
eens f 20 000,vroeg, zou het pand gauw verkocht zijn.
De heer Raming biedt ook 100,per M2. grond. Is
dat niet een flink bod, vraagt spreker Waar men dus
ziet, dat de heer Raming alle mogelijke moeite heeft ge
daan, om de noodige ruimte te krijgen, bestaat er in dit
geval gegronde reden om het verzoek toe te staan.
De heer LIJDSMAN geeft in overweging de zaak aan
te houden, om te trachten alsnog tot een vergelijk te komen.
De heer VERSCHRAAGE moet opkomen tegen het
gezegde van den heer van Hulten, dat hij voor het prae-
advies is, omdat hij uitsluitend het algemeen belang op
het oog zou hebben. Als spreker tegen het prae-advies
is, doet hij dit ook in het algemeen belang. De ramp,
die thans den heer Raming heeft getroffen, kan morgen
een kleinen burgerman treffen, die niet in staat is, een
stuk grond bij te koopen, om aan de eischcn der bouw
verordening te kunnen voldoen. Spreker zou daarom een
antecedent willen stellen en het verzoek toestaan, opdat
men wete, dat de raad, ingeval van een ongeluk, onthef
fing geeft.
De heer BLOEMARTS meent ook, dat men hier in een
bijzonder geval verkeert, en voelt daarom wel iets voor