420
3 December 1910.
algemeen belang te zullen behartigen. Dit heeft spreker
steeds voor oogen gestaan en hij heeft zich daar altijd wel
bij bevonden. Als hij thans niet met het prae-advies zou
medegaan, zou hij meenen aan zijn eed te kort te doen
en het particulier belang van eenige guldens te stellen
boven de algemeene veiligheid.
't Is nu de derde keer binnen betrekkelijk korten tijd,
dat er in de Brugstraat brand is ontstaan in een pand,
waarin eene manufactuurzaak was gevestigd. Eerst bij de
firma Dalinghaus, waarvan de juffrouw verklaard heeft,
dat zij levend zou verbrand zijn, als er geen achteruitgang
was geweest. Daarna bij de firma Sweep, welke brand
gelukkig spoedig kon gebluscht worden en thans bij den
heer Raming.
Men spreekt van een magazijn, maar dat is onjuist. Het
is een winkel van brandbare artikelen en waar dus het
brandgevaar veel grooter is dan in een magazijn.
Wat zou men zeggen, als in dezen drukken tijd, terwijl
de winkel vol bezoekers was, de brand ware uitgebroken
en er zou daarbij een onzer familieleden zijn omgekomen?
Men zou dit schande spreken en het bestuur der gemeente
zou het verwijt treffen, dat het niet beter voor de veilig
heid had gezorgd.
Als er ooit reden is, om met burgemeester en wethou
ders mede te gaan, dan is het nu. De verordening schrijft
voor, dat er eene open ruimte moet zijn, voldoende voor
lucht en licht en voor veiligheid bij brand. Hier blijft
niets over. Als de heer Raming met een ander plan voor
den dag was gekomen, waarbij wel niet een vierde, maar
toch eene voldoende open ruimte was gelaten, dan zou dit
de zaak in een ander daglicht brengen Hier wordt echter
gevraagd de bebouwing van het gehcele pand. Wil de
raad dat op zijn geweten nemen, als straks daardoor een
menschenleven zou verloren gaan, dat moet ieder lid voor
zich zelf weten. Spreker wil er echter de verantwoorde
lijkheid niet voor dragen.