3 December 1910.
421
De heer VAN KEPPEL sluit zich geheel aan bij de
woorden van den heer Rombouts. Spreker heeft evenzeer
medelijden met het noodlot, dat den heer Raming getroffen
heeft en betreurt het, dat deze daarvan de dupe moet
worden. Echter moet hier het algemeen belang in het oog
worden gehouden. Art. 14 der bouwverordening bevat een
voorschrift tot verbetering van de volksgezondheid. Een
open ruimte van een-vierde gedeelte der diepte van het
terrein is in zoo hooge mate noodig voor voldoenden toe
voer van licht en lucht. Het is bekend, dat dit in de bin
nenstad zeer veel te wenschen overlaat. Wil men daarin
cenige verbetering brengen, dan moet men vooruit zien.
Spreker acht zich dus niet alleen gerechtigd, maar ook
volkomen verplicht om te stemmen voor het prae-advies.
Werd het verzoek toegestaan, dan zou men een gevaarlijk
precedent stellen.
De heer VAN HULTEN wijst er nog op, dat op den
avond van den brand door ieder toeschouwer de opmer
king werd gemaakt, dat het perceel nagenoeg niet te be
reiken was. Daarin moet verandering worden gebracht.
De heer Fr. SMITS is van oordeel, dat bij eene vol
doende open ruimte bij brand evengoed slachtoffers kun
nen vallen. Wijl het pand niet bewoond zal worden, heeft
de gezondheid er niets mede te maken.
Verder zegt spreker, dat hij niet pleit voor een particu
lier belang, maar voor een algemeen belang, omdat hier
door getroffen wordt de waarde van alle panden in Breda.
Indertijd is toch ook ontheffing toegestaan voor de ver
bouwing van het Hof van Holland. Daar is ook geen open
ruimte.
Als burgemeester en wethouders echter van meening zijn,
dat zij, bij inwilliging van het verzoek, nog bijzondere be
palingen zullen moeten stellen voor brandgevaar, kan spre
ker zich wel vereenigen met het voorstel van den heer
Lijdsman, Den heer Raming blijft dan alsnog de gelegen-