u
422 3 December 1910.
heid open om te onderhandelen met zijne buren, of wel
een klein gedeelte open te laten.
De heer BLOEMARTS doet opmerken, dat er wel veel
over deze zaak gesproken, maar te weinig over geschreven
is. Is het prae-advies gegrond op de gezondheid of op het
brandgevaar, vraagt spreker.
Uit de discussiën moet spreker afleiden, dat het hoofd
bezwaar gelegen is in het brandgevaar, doch hij kan zich
niet genoeg vergewissen van de veiligheidsmaatregelen,
welke in acht genomen dienen te worden. Spreker kan
zich daarom wel vereenigen met het voorstel, om de zaak
aan te houden.
Als daar werkelijk zooveel gevaar is, dan zal de heer
Raming, na kennis genomen te hebben van deze discussiën,
welke toch openbaar zijn, zeker wel willen medewerken,
om dat gevaar zooveel mogelijk te beperken.
De heer MEEUWESEN protesteert ertegen, als zou hij
het particulier belang van den heer Raming willen stellen
boven het algemeen belang. Het is alleen uit een
oogpunt van billijkheid, dat hij het verzoek wil toestaan.
Gehoord de besprekingen over deze zaak, kan spreker er
zich wel mede vereenigen, om de beslissing aan te houden.
De voorzitter kan er nog aan toevoegen, dat bur
gemeester en wethouders niet enkel het brandgevaar, maar
ook de gezondheid op het oog hebben. Het pand wordt
nu wel niet als woning gebezigd, maar het zou over 10 a
•15 jaar tot woning kunnen worden ingericht.
Het voorstel van den heer LIJDSMAN, om de zaak tot
eene volgende vergadering aan te houden, wordt alsnu in
stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 4- stemmen.
Vóór stemden de heeren Bloemarts, Merkelbach van
Enichuizen, Staal, Van Kf.ppel, Lijdsman, J. M. IngenHousz,
Scheltus, Rombouts, Reigersman, Teychiné, Verschraage,
Meeuwesen, Fr. Smits, A. F. Smits en Bom.