3 December 1910. 423 Tegen waren de heeren Van den Brink, Van Hulten, Heijlaerts en mr. W. IngenHousz. 4. Adres van de Koninklijk erkende typografische ver- eeniging Boor eendracht l' zaam verbonden, te Breda, ver zoekende de voorwaarden van aanbesteding van drukwerken te wijzigen in dien zin, dat de mededinging alleen is toe gestaan voor drukkerijen binnen deze gemeente gevestigd. De voorzitter deelt mede, dat met betrekking tot dit verzoek nog zijn ingekomen adhaesiebetuigingen van het bestuur van de Hanze, R. K. vereeniging van den han- deldrijvenden en industriëelen middenstand in het bisdom Breda, en van het bestuur der afdeeling Breda van den algemeenen Nederlandschen typografenbond. Den heer VAN DEN BRINK wil het voorkomen, dat deze adressen uitgaan van de middeleeuwsche grondgedachte uit den tijd van het gildewezen, toen de ambachten uit de eene stad werden geweerd in de andere. Nu is het voor de betrokken industrieën wel cenigszins onaangenaam, dat het werk elders terecht komt, doch spreker veronderstelt, dat er vroeger reeds proeven zijn genomen, om buiten- steedsche mededinging te weren, welke proeven geen goed resultaat hebben opgeleverd. Aan de mogelijke werkloosheid kan de raad in dit geval weinig doen. Het werk verplaatst zich en een werkman verp'aatst zich overigens ook heel gemakkelijk. De arbeiders kennen geen eigen stad of eigen vaderland. Nu is het waar, dat het loon elders slechter is dan in Breda, doch spreker hoopt, dat burgemeester en wethouders zullen toezien en waken voor eene behoorlijke naleving der arbeidsvoorwaarden. De heer VAN HULTEN vindt he^Ten verkeerd idéé, dat het werk zou moeten blijven binnen Breda. Alle aan bestedingen zijn vrij. Spreker meent, dat het adres had moeten bezorgd worden bij de drukkerspatroons. Als die indertijd de gemeente er niet tusschen genomen hadden,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 423