u
3 December 1910. 433
De heer VAN DEN BRINK wenscht ten opzichte van
de gasfabriek enkele vragen te stellen, doch alvorens hier
toe over te gaan, herinnert spreker eraan, dat in een der
plaatselijke bladen steeds geklaagd wordt ovei^de incen-
zetting der begrooting, doch wijl daartegen van de zijde
der financiëele specialiteiten in den raad geen stemmen
opgaan, veronderstelt spreker, dat die wel goed in elkaar
zal zitten. Daardoor vervalt dus het bezwaar tegen de
techniek der begrooting.
In het antwoord van burgemeester en wethouders wordt
gezegd, dat de annexatie niet kan worden bevorderd. De
toestand in de Koninginnestraat bewijst echter, dat de
omliggende gemeenten niet in staat zijn, om den boel in
orde te houden, zoodat het tijd wordt, dat de annexatie
wordt ter hand genomen, ook ten opzichte der belastingen.
Met betrekking tot de gasfabriek vraagt spreker, of het
waar is, dat aan de plaatswerkers 12 cent per uur wordt
uitbetaald, dat er werklieden zijn, die eerst hun ontslag
moeten teekenen, om dan opnieuw aangenomen te worden,
waardoor zij hunne positie verzwakken en of voor Zondags-
arbeid meer loon wordt uitbetaald. Wel is gezegd, dat
op Heiligendagen, waarop niet gewerkt wordt, de helft
van het loon wordt uitgekeerd, doch spreker zou behoud
van het volle loon wenschen, want die heiligen zorgen
niet voor de andere helft. Verder beveelt spreker aan,
om werklieden, die in den eenen tak van dienst overbodig
worden, bij een anderen tak van bedrijf te plaatsen. En
niet, zooals onlangs is gebeurd, toen in het eene bedrijf
een werkman werd ontslagen en in het andere iemand
van buiten werd aangenomen. Die was zeker beter geschikt,
om iemand de hielen te likken.
Komende aan de verkorting van den arbeidsduur, herin
nert spreker aan de motie-aalberse, waarbij invoering van
den tienurigen arbeidsdag wordt gewenscht. Spreker zou die
verkorting van den arbeidsduur toejuichen, maar niet, als
daarmede gepaard moest gaan vermindering van loon, want
dan zouden velen het te kwaad krijgen. Daarom wil