3 December 1910.
439
heid van den raad ook uit katholieke leden, gekozen door
de katholieke kiesvereenigingen. En die zullen toch ook
wel aan de eischen van katholiciteit voldoen.
Burgemeester en wethouders hebben bedoeld, dat de
gemeenten het voorbeeld moeten geven in vergelijking met
de beste patroons. En dan zal men toch moeten toegeven,
dat Breda daaraan in alle opzichten voldoet.
In Rotterdam is door de partijgenooten van den heer
Van den Brink een voorstel ingediend tot loonsverhooging,
in verband met den hoogeren levensstandaard. En daar
vraagt men niets anders dan eene gelijkstelling met de
looncn bij de beste patroons. Welnu, voldoet de gemeente
Breda daaraan niet, vraagt spreker
De gemeentewerklieden worden hier beter betaald dan
bij particulieren. Zelfs de minsten. Een werkman bij de
gemeentereiniging geniet een loon van 8, tot ƒ9,—
per week. Zij hebben bovendien vooruitzicht op eenig
pensioen, al is het niet schitterend, vier vacantiedagen met
behoud van het volle loon en op heiligendagen en bij ziekte
voor onbepaalden tijd het halve loon.
Bij geen enkelen particulier vindt men dusdanige regeling.
Spreker meent derhalve, dat de raad niet kan ingaan op
het voorstel, om het minimumloon op 10,per week te
brengen. Men moet ook niet uit het oog verliezen, dat in
1907 het totaal der loonen nog met 6 000, is verhoogd.
Door den heer Van den Brink is nog gewezen op de
stijging van den prijs der levensmiddelen, maar er zijn ook
artikelen, die in prijs gedaald zijn. En de huishuren zijn
hier niet gestegen.
Thans komende aan de financiëele beschouwingen van
den heer Meeuwesen, wijst spreker erop, dat men bij elke
begrooting eene klacht over de financiën hoort. Men zegt,
dat alles hier gestegen is, maar er dient gezegd, dat er
eerlijker wordt betaald. Door de nieuwe regeling van den
hoofdelijken omslag zijn thans 300 a 400 kleine burgers
vrijgesteld van belasting.