3 December 1910.
441
lieren zijn hier over 't algemeen bijzonder laag. Alles
predikt hier doffe berusting.
Spreker wenscht dan ook, dat de loonen der gemeente
werklieden zoodanig worden geregeld, dat zij tot model
kunnen dienen voor particulieren.
De heer VAN HULTEN hoopt, dat Breda, wat sociale
maatregelen betreft, ook grootsteedsch zal doen. Spreker
handhaaft zijne meening, dat het principe, als zou het loon
geregeld mogen worden naar vraag en aanbod, gevaarlijk
is. Bij de reiniging moet ook rekening worden gehouden
met gevaar, dat de werklieden loopen voor besmetting.
De agenten van politie worden goed betaald.
Door den voorzitter is nog gewezen op de katholiciteit
van de raadsleden in den Bosch en Tilburg, doch spreker
meent, dat het daarmede gesteld is, zooals hier. Wel voelen
die leden zich erg roomsch en velen zijn dat ook wel,
maar spreekt men over economische maatregelen, dan
zitten ze zoo vast aan de liberale beginselen, dat ze er
niet van af te krijgen zijn. Spreekt men hen over den
encycliek van I.eo XIII of over sociale werken van mgr.
Von Kettler, dan schrikken ze, alsof ze het in Keulen
hebben hooren donderen.
De heer VAN DEN BRINK zal dit ophelderen en zegt,
dat onder de bourgeoisie geen geloof meer bestaat, alleen
nog onder de werklieden.
De heer MEEUWESEN, repliceerende, zegt, dat hij vol
strekt geen verwijt heeft willen richten tot burgemeester
en wethouders. Ook keurt hij het niet af, dat de honden
belasting en de belasting op openbare vermakelijkheden
zijn herzien, maar spreker heeft enkel die belastingen ge
noemd, om aan te toonen, dat Breda langzamerhand uitge
put raakt in zijne hulpmiddelen.
Wel is de hoofdelijke omslag niet verhoogd in percentage,
maar het bedrag is toch met 30 000,vermeerderd. En
dat is 30 °/0. Deze meerdere heffing is toch noodig geweest