3 December 191Ö.
457
de Ginnekenbrug. Kan dit vooralsnog niet definitief ge
beuren, dan wordt op tijdelijke verbetering aangedrongen.
In eene andere afdeeling wordt door alle leden èn op
bovengenoemde Ginnckenbrug, doch tevens ook op den
onvoldoenden toestand aan de Tolbrug gewezen. Deze
afdeeling vestigt de aandacht op beide bruggen, die veel
te smal zijn en derhalve ongeschikt en zelfs gevaarlijk
voor het zeer drukke verkeer, dat er dagelijks plaats vindt.
Daar de genoemde bruggen de hoofdverbindingen vormen
tusschen de kom van Breda en de aangrenzende gemeenten,
was de afdeeling algemeen van oordeel, dat niet langer
gedraald mocht worden met het verbreeden en het in
behoorlijken staat brengen van bedoelde bruggen
Antwoord.
Volgnummer 65.
Wij erkennen volmondig, dat de toestand van de Ginne
kenbrug en de Tolbrug onvoldoende is, d. w. z. dat deze
bruggen door hunne geringe breedte bij lange na niet
meer voldoen aan de cischen van het tegenwoordig ver
keer, doch moeten daarbij terstond opmerken, dat de
Tolbrug is eigendom van en in onderhoud en beheer bij
het Rijk, dat zich vergenoegt met de bestaande brug te
onderhouden en blijkens eene uitlating der Regeering bij
de behandeling der Staatsbegrooting voor 1909 niet bereid
is tot verandering in den bestaanden toestand, doch wel
om die brug in onderhoud en beheer aan de gemeente
over te dragen. Alvorens verbetering aan deze brug kan
worden aangebracht, zal derhalve eene overeenkomst met
het Rijk moeten worden getroffen.
Wat betreft de Ginnekenbrug is het te voorzien, dat
daarin in de naaste toekomst, in verband met de oplossing
van het tramvraagstuk, nog nieuwe en hoogere eischen
zullen moeten gesteld worden. Uit dien hoofde achten
wij het niet gewettigd thans daaraan kosten van eenige
beteekenis te maken en het wil ons voorkomen, dat ook
tijdelijke verbetering vrij aanzienlijke uitgaven zal vorderen