26 Februari 1910. 45 „aanwezigheid in de onmiddellijke nabijheid van het voor- „malig nonnenklooster (thans kloosterkazerne)". De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer VAN KEPPEL kan zich wel vereenigen met het eerste gedeelte van het prae-advies, wat betreft het verbinden van namen van vorstelijke personen aan nieuw aangelegde straten. Spreker begrijpt niet heel goed, hoe men aan den naam „Kloosterstraat" komt. De vraag is, of adressanten daarmede wel ingenomen zullen zijn en of zij niet liever den tegenwoordigen naam zullen willen behou den. Ook spreker is voor het behoud van den tegenwoor digen naam ter wille van de historie. Vroeger hebben daar houten barakken gestaan en een 6 tal huisjes voor pest zieken. Men heeft reeds een „Kloosterlaan", zoodat de naam „Kloosterstraat" tot verwarring zou kunnen leiden. Is bij het kiezen van dien naam gedacht aan het voormalig klooster der zwarte zusters, dan zou spreker de voorkeur willen geven aan een meer traditioneelen naam, b. v. „Zwarte Zusterstraat" of anders den tegenwoordigen naam behouden. De voorzitter antwoordt hierop, dat burgemeester en wethouders gedeeltelijk aan het verlangen van adres santen wenschen tegemoet te komen, waar zij in hun adres wijzen op het onwelklinkende van den tegenwoordigen straatnaam, welke niet meer in overeenstemming is met de omgeving. De nieuwe straatnaam is ontleend aan het voormalig klooster der zwarte zusters, thans Kloosterka zerne, waaraan ook de Kloosterlaan en het Kloosterplein hun naam ontleenen. Vrees voor verwarring is ongegrond, hetgeen spreker met enkele voorbeelden van andere straat namen hier ter stede toelicht. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 45