I
460 3 December 1910.
Antwoord.
Volgnummer lib.
Met het aanbrengen van een petroleummotor op den
baggermolen, om de handkrachten te vervangen, kunnen
wij ons vereenigen, omdat dan meer baggerwerk kan wor
den verricht, wat zeer noodig is. De arbeidskosten zullen
echter door den motor niet verminderen en het zal dan
noodig zijn een derde baggerschuit ter beschikking te
hebben voor het vervoer van bagger. Deze schuit kan ook
wel worden gehuurd.
De kosten van den motor, met inbegrip van noodige
veranderingen aan den baggermolen, worden ruw begroot
op f 1 000,—.
De heer LTJDSMAN zegt, dat door hem in de afdeeling
over het aanschaffen van een motor is gesproken en dat
hij zich nu wel met het antwoord van burgemeester en
wethouders vereenigen kan.
De voorzitter doet opmerken, dat blijkens nadere
informatiën, de kosten van een motor zullen bedragen
f 1 400,—.
Het ligt echter niet in het voornemen van burgemeester
en wethouders tot de aanschaffing over te gaan, vóórdat
eene beslissing zal genomen zijn over het al of niet uit
voeren van de onderhoudswerken in eigen beheer.
De heer STAAL zegt, dat de opzichter Ansems het
baggeren met een motor ter sterkste afraadt. De motor
kan menschenkrachten niet vervangen, b.v. geen steenen
ophalen.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de opzichter
Ansems aan hem het tegenovergestelde heeft verklaard.
De heer VAN KEPPEL, vernemende, dat het verrichten
van meer baggerwerk noodig is, acht de aanschaffing van
een motor wel urgent. Het doel is toch, om de vaart op
behoorlijke diepte te houden.