H 466 3 December 1910. rige maag. Intusschen is de maatregel, door den heer Van den Brink voorgesteld, zeer ingrijpend en is het vrij moeielijk, om van gemeentewege voeding en kleeding te verschaffen. De waarborgen, dat het uitgegeven geld goed besteed zal worden, zijn moeielijk te geven. Wanneer echter de vereeniging „Kindervoeding" om subsidie bij de gemeente zou aankloppen, zou spreker wel geneigd zijn dit verzoek toe te staan. Al zou dit niet leiden tot kleeding van schoolgaande kinderen, dan toch tot voe ding, welken maatregel spreker zou willen laten voorgaan. De heer VAN DEN BRINK wenscht de woorden van den heer Meeuwesen nog wat aan te dikken, door erop te wijzen, dat een kind het schoolonderricht alleen goed kan volgen bij eene goed gevulde maag en goede kleeding. Tn het algemeen kan ook gezegd worden, dat geen geeste lijke verheffing kan worden gebouwd op eene arme maat schappij. Spreker wil dan ook met zijn voorstel de wensche- lijkheid doen uitspreken, dat de gemeente zorge voor voeding en kleeding van het arme schoolkind. De heer VAN HULTEN kan zich met het idéé van den heer Meeuwesen wel vereenigen door steun te verleenen aan de vereeniging „Kindervoeding". Misbruik zal er niet van gemaakt worden. De werklieden, die eenigszins anders kunnen, zenden hunne kinderen niet naar de Kindervoeding. Zij beschouwen het als eene soort schande, wanneer zij hunne kinderen daarheen zouden sturen. Spreker is echter niet voor voeding van gemeentewege, maar wel voor het verleenen van steun aan vereenigingen. De voorzitter wijst erop, dat het groote verschil in deze hierin bestaat, dat de sociaal-democratische arbei derspartij de gemeentetaak als de beste beschouwt, terwijl het overgroote deel van den raad wellicht de voorkeur geeft aan het particulier initiatief. Zoolang echter de hier ter stede bestaande vereeniging niet om steun vraagt, kan de gemeente moeielijk op de zaak ingaan. Overigens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 466