470 3 December 1910. moest wel zoo zijn, dat de ouders zelf voor de voeding hunner kinderen zorgden, maar bij de tegenwoordige arbeids verhouding is dat niet zoo en is het ook niet altijd moge lijk, dat de kinderen door de ouders goed gevoed naar school worden gezonden. In zoo'n geval kan de overheid mede helpen, om het groeiende kind tot gezonde sterke menschen te maken. Spreker herhaalt dan ook, dat hij het oordeel van de heeren Rombouts en Reigersman zeer hard vindt. Het ligt geenszins in sprekers bedoeling, om thans een voorstel te doen tot het verleenen van subsidie aan de vereeniging „Kindervoeding". Zij zal er om moe ten vragen. En als zij dan bij het gemeentebestuur de noodzakelijkheid daarvan aantoont, zal die aanvrage bij spreker steun vinden. De heer VAN HULTEN heeft verwonderd gestaan over de redeneering van den heer Reigersman, wiens naam in philantropische kringen een goeden klank heeft. Men ontneemt aan de ouders niet de zorg voor de voe ding hunner kinderen, zooals de heer Reigersman het doet voorkomen, maar de ouders staan die zorg aan anderen af, omdat zij er zelf niet toe in staat zijn. Het is niet uit weelde, dat de arbeiders van de kindervoeding gebruik maken. In de arbeiderswereld is het nog altijd eene zekere schande, de kinderen daarheen te zenden. De voorzitter zegt, dat hij zich in deze plaatst op een standpunt, hetwelk hangt tusseken dat van de heeren Rombouts en Reigersman en de voorstanders van kinder voeding. In geen geval wenscht spreker die zaak van gemeentewege te zien geregeld. Van een groot aantal arbeiders wil spreker aannemen, dat zij zich schamen, om van de kindervoeding gebruik te maken, doch als men de cijfers van het aantal kinderen ziet, dat door de vereeniging wordt gevoed, zal men moe ten toegeven, dat het heel gemakkelijk gaat. Als de ge meente ertoe zou overgaan, om kindervoeding te subsidi-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 470