3 December 1910. 479 loosheid, kunnen wij geen reden vinden om te adviseeren den hierbedoelden post aan de begrooting toe te voegen. De heer VAN DEN 15 RINK zal thans niet meer in den breede over deze zaak uitweiden, doch alleen maar zeggen, dat het noodig is en de bestrijding der werkloosheid eene kwestie is, waarmede de raad wel degelijk rekening moet houden. Het instituut staat in zeer nauw verband met de arbeidsbeurzen. Onder verwijzing naar het maandschrift van het centraal bureau voor de statistiek, waarin men voldoende gegevens vindt omtrent de reeds elders bestaande werkloozenfondsen, doet spreker het voorstel voor dit doel een bedrag van f 700,op de begrooting uit te trekken. De heer VAN HULTEN ondersteunt dit voorstel. Aangezien het voorstel niet voldoende wordt ondersteund, kan het geen onderwerp van beraad slaging uitmaken. Volgnummer 188. Hoofdstuk XVI. Artikel 10 (verbeterbl.) In eene afdeeling wordt bemerkt, dat dit volgnummer de uitgetrokken bedragen betreft voor het stichten van twee nieuwe politieposten, het vernieuwen van de brug bij de mestvaalt en het verhoogen van den weg achter den watertoren. Het op de oorspronkelijke begrooting ontbre ken dezer posten, zonder nadere toelichting, geeft een lid aanleiding te veronderstellen, dat die posten te vaag ge raamd zijn en wordt eene nadere begrooting verzocht. Antwoord. Volgnummer 188. (Verbeterblad). Het op de oorspronkelijke begrooting ontbreken van de hierbedoelde posten is uitsluitend een gevolg van het te laat indienen van deze ramingen door den gemeente-architect, liet zijn globale ramingen en bij de vaststelling van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 479