482 3 December 1910. De heer LIJDSMAN heeft geen bezwaar tegen de voor gestelde posten, 't Is eenmaal uitgemaakt, dat de werken noodig zijn en dan dienen ook de vermoedelijke kosten op de begrooting te worden gebracht. Als later blijkt, dat de kosten aanmerkelijk verschillen met de oorspronkelijke raming, kan de raad nog eene andere beslissing nemen. Zonder verdere bedenking wordt de post hierop goedgekeurd. Inkomsten. Volgnummer 23. Hoofdstuk III. Afdeeling I. Artikel 6a. In eene afdeeling bepleit een lid de wenschelijkheid van het verplaatsen der kermis naar Pinksteren. Antwoord. Volgnummer 23. Wij achten geen enkele reden aanwezig om de ver plaatsing van de kermis, welke nu driemaal op het laatst vastgestelde tijdstip in October is gehouden, naar Pinksteren te bevorderen. De heer VAN HULTEN bepleit de wenschelijkheid, om de kermis weer te verplaatsen naar begin November of Pinksteren. De menschen zijn meer geneigd om in den zomer feest te vieren dan in den winter. In de laatste jaren wordt de kermis niet meer zoo druk bezocht als vroeger. De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethou ders na rijp beraad tot de conclussie zijn gekomen, om de kermis op den thans vastgestelden tijd te handhaven. Een van de voornaamste kermisreizigers heeft aan spreker dezer dagen nog verklaard, dat het tegenwoordig tijdstip voor hen het meest verkieselijk is. De post wordt hierop goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 482