O. 22 December 1910. 495 die, ingeval van nood, een veilige schuilplaats biedt. In het midden van het gebouw komt nog een flinke uitgang naar de naast het pand gelegen gang, zoodat, ingeval van brand, het personeel en de bezoekers ruimschoots in de gelegenheid zijn, om zich uit de voeten te kunnen maken. Verder is aan spreker verzekerd, dat de heeren t' Sas en den Ronden absoluut geen bezwaar hebben tegen het bouwplan van den heer Raming. Het brandgevaar bestaat voor dergelijke inrichtingen in hoofdzaak in de étalages. Daarom zou spreker het toejuichen, indien aan de brand weer in het algemeen de opdracht kon worden verstrekt, om een nauwlettend toezicht te houden op de étalages, ten einde paal en perk te stellen aan sommige onzinnige en tevens gevaarlijke uitstallingen. Beschouwd uit het oogpunt van den middenstand, is deze aanvraag van eene diepgaande beteekenis, en eene afwijzende beschikking op het verzoek zou enorme nadee- len kunnen berokkenen aan den middenstand. Deze heeft toch reeds veel lasten te dragen en kan eene beslissing, als nu dreigt, niet dragen. Intusschen gelooft spreker, dat het persoonlijk element hier wel wat te veel naar voren is gedrongen. Een vroegere overtreding van de bouwverordening door den heer Raming mag niet als motief gelden in dit speciaal zakelijk geval. Daarvoor is de heer Raming reeds in zijne portemonnaie gestraft en spreker heeft te veel vertrouwen in het bouw toezicht, om te veronderstellen, dat dergelijke overtredin gen zich nog zouden herhalen. Ten slotte wenscht spreker nog op te merken, dat hij bij het verleenen der gevraagde ontheffing eveneens meent te handelen in het algemeen belang. De heer VERSCHRAAGE wenscht, ter wille van de waarheid, mede te deelen, dat de heer Arnaud nog slechts een paar uur geleden aan hem verklaard heeft, dat notaris Veheggen bij hem is geweest, om over den verkoop van zijn pand te spreken en dat hij f 30000,heeft gevraagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 495