22 December 1910.
Spreker meent, dat bij de toepassing van art. 14 als
beginsel geldt de gezondheid, het brandgevaar en het al
gemeen belang.
De gezondheidscommissie heeft alleen voor dit eerste te
waken. En nu vraagt sprekerwat is erger, minder gezond
te zijn of opgeknoopt te worden.
In dit geval zal de heer Raming er niet door opge
knoopt worden, wijl die kapitaalkrachtig genoeg is, doch
spreker heeft het oog op de toekomst. Het ongeval kan
ook iemand treffen, die minder kapitaalkrachtig is. In de
binnenstad is alles volgebouwd. Als de huizen in den te
genover het stadhuis gelegen blok zouden gevierendeeld
worden, dan is de waarde van die panden weg. Als een
der leden van de gezondheidscommissie op zoo'n pand een
hypotheek had en hij werd op deze wijze in zijn rechten
benadeeld, dan zou hij stellig, en met grond, daartegen
opkomen. Hier geldt het dus wel degelijk een algemeen
belang. Daarbij komt nog, dat sommige Belgische brand-
assurantiën geene uitbetaling doen, indien het afgebrande
pand niet op de bestaande fundamenten wordt opgebouwd.
Dat zou dus hier onmogelijk zijn, omdat de raad het belet-
Tegen het brandgevaar kan op andere wijze worden ge
waakt. Spreker is dus voor het verleenen der gevraagde
ontheffing.
De heer MERKELBACII VAN ENKHUIZEN zegt,
dat door hem reeds in de vorige vergadering is betoogd,
dat hij niet geheel wil vasthouden aan art. 14, omdat dan
het pand te zeer in waarde zou verminderen, hetgeen uit
een oogpunt van algemeen belang niet gewenscht is. Maar
van den anderen kant moet men ook de veiligheid der
menschcn in het oog houden. Spreker heeft een onder
houd gehad met den heer Arnaud en tevens een onderzoek
ter plaatse ingesteld. Daarbij is hem gebleken, dat het
terrein was afgescheiden door een hoogen muur, naar
schatting wel 12,50 M. hoog. Vroeger had die muur eene
hoogte van 2,50 M., doch deze is bij eene verbouwing