508 22 December 1910. lesrooster van de ambachtsschool moet dat onderwijs ge geven worden van 3l'l3 tot b1/^ uur. Maar de onderwijzer is tot 4 uur op zijne school en eer hij dan aan de am bachtsschool is, wordt het allicht een kwartier later. Het onderwijs begint dus drie kwartier te laat. Dat is iets ab normaals. Laat ons niet te veel vasthouden aan het finan- ciëele, als er verkeerde toestanden moeten verbeterd wor den. Het is wel jammer, als de heercn Plasman en Slecht- riem op zij gesteld moeten worden, maar dat neemt niet weg, dat spreker aan dien toestand toch ook een einde zou willen maken. De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat het hier be treft twee onderwijzers, die reeds aan eene andere school verbonden zijn en dus hun baantje hebben. Hun onderwijs kan niet goed zijn, zoodat de eenige oplossing is de aan stelling van een vasten onderwijzer. Spreker sympathiseert dan ook in de hoogste mate met het idéé van den heer Smits. De heer BLOEMARTS zegt, dat door hem niet is voor gesteld de aanstelling van een afzonderlijk onderwijzer, ofschoon hij zich daarmede wel zou kunnen vereenigen, als er geen al te groote financiëele bezwaren aan ver bonden waren. Men moet zich echter geen illusiën maken. Zoo'n onderwijzer kost geld. Minstens zooveel als de beste leerkrachten in de stad. Het geldt hier zeer bijzonder onderwijs, dat niet behoorlijk betaald wordt met 75 cent per lesuur. Men krijgt jongens van alle kanten en van de meest verschillende scholen, zoowel van buiten als uit de stad en met veel en weinig aanleg. Voor dit amalgama moet de onderwijzer les geven en moet hij trachten in zijn onderwijs zooveel mogelijk eenheid te brengen. Dat was het argument, waarom door spreker op verhooging van bezoldiging was aangedrongen. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat door de afschaf fing van de beide tegenwoordige leerkrachten reeds eene besparing wordt verkregen van f 780,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 508