22 December 1910. 509 De heer VAN KEPPEL meent, dat het overtuigend pleidooi van den heer Bloemarts er heen wijst, om mede te gaan met het idee tot aanstelling van een vasten onder wijzer voor het theoretisch vakonderwijs. De toestand is erbarmelijk en het doet spreker leed, te moeten hooren, dat de onderwijzer drie kwartier te laat komt en te laat moet komen. Daarom wil spreker met dezen toestand breken, want het zou jammer zijn, als dit euvel bleef bestaan. L')at zou voor de gemeente wel een offer kosten en de beide onderwijzers zullen ook eenige compensatie moeten hebben voor het verlies, doch hiertegenover staat, dat dan ook beider toelage komt te vervallen. Spreker zou derhalve willen besluiten tot aanstelling van een afzonderlijk onderwijzer voor het theoretisch vakonderwijs. De heer Fr. SMITS wijst erop, dat bij deze discussiën geheel andere gezichtspunten op den voorgrond zijn ge treden. Spreker voelt veel voor het voorstel tot aanstelling van een afzonderlijk onderwijzer, maar meent, dat de kwestie thans moeielijk kan worden opgelost. Wat zou men b.v. met de tegenwoordige onderwijzers moeten doen. Daarom wil spreker in overweging geven, deze verorde ning aan te nemen en burgemeester en wethouders tevens uit te noodigen een nieuw voorstel te doen in den geest van het thans besprokene. De heer BLOEMARTS zegt, dat hij op dit oogenblik zou moeten stemmen tegen dit voorstel. Spreker acht het wel het meest wenschelijk, maar ziet op tegen het al te groote offer. Dat zou w.el minstens -1000,meer kosten en het kan niet in die mate tot de verbetering bijdragen, om zich eene dergelijke geldelijke opoffering te getroosten. Er komt ook bij de schadeloosstelling voor de beide be staande onderwijzers. Hierdoor komt men tot een bedrag, dat te hoog is en niet van de gemeentekas kan gevergd worden. Dat de toestand is, zooals die door den heer A. F. Smits is geschetst, kan spreker niet aannemen. Als dat waar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 509