22 December 1910. 511 reeds des morgens om half zeven en eindigt des avonds om negen uur. Zoo'n toestand bestaat nergens. Dat kan geen frisch en pittig onderwijs zijn. Dat komt voor een goed deel, wijl men vast zit met die beide vakonderwijzers, die overdag aan de gemeentescholen verbonden zijn. Daar om is aanstelling van een aparten onderwijzer noodig. De heer VAN KEPPEL betoogt, dat men meer het be lang van 180 jongens in het oog moet houden, dan het belang van de gemeentekas. Daarom meent spreker, dat de motie van den heer Fr. Smits alle aanbeveling ver dient. De heer OVERING dankt den voorzitter nog voor de mededeeling, dat de leeraren als vaste ambtenaren zijn te beschouwen. Niet uit het oog mag worden verloren, dat de ambachtsschool, als zijnde eene stichting uit het legaat van Cooth, aan de gemeente betrekkelijk weinig kost, zoodat deze nog best wat bijbetalen kan. Wat nu de pensioenregeling betreft, wijst spreker erop, dat de onderwijzers destijds een salaris hadden van 700, Het was dus niet mogelijk, om aan de zware eischen van het pensioenfonds te voldoen. Vooral niet, als men een gezin heeft. De menschen waren niet in staat, om van dat salaris nog geld voor pensioenstortingpf te nemen. Daarom zou spreker tegemoet willen komen aan de belangen van die menschen, die eene donkere toekomst hebben. De voorzitter meent, dat het eene groote fout is, dat aan de ambachtsschool nog lager onderwijs moet ge geven worden. Dat behoorde niet zoo te zijn. Maar er komen dikwijls leerlingen, die nog van onder moeten wor den opgehaald. De leerlingen zouden echter voldoend lager onderwijs moeten genoten hebben, alvorens tot de am bachtsschool te kunnen worden toegelaten. Nu wil spreker toegeven, dat de toestand eenigszins abnormaal is, doch dat neemt niet weg, dat het niet aan gaat, om bij eene salarisregeling als deze, zoo maar twee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 511