yt
22 December 1910. 513
Aangezien het voorstel niet voldoende wordt ondersteund,
kan het geen punt van behandeling uitmaken.
Het artikel wordt hierop goedgekeurd.
Bij art. ia gééft de heer OVERING in overweging om
het maximum te verhoogen. Bij geen enkele ambachts
school is het aantal lesuren zoo groot als hier.
De voorzitter wijst op Groningen en Nijmegen, waar
de bezoldiging der vakleeraren lager is dan thans is voor
gesteld.
De heer LIJDSMAN waarschuwt ook tegen verhooging.
De leeraren zelf zijn tevreden. Spreker begrijpt dus niet,
waarom men nog hooger zou moeten gaan. Wel is het te
betreuren, dat de regeling niet vroeger is voorgesteld,
doch zooals thans het voorstel luidt, vindt men nergens
anders.
Bij art. 46 vraagt de heer OVERING wat bedoeld wordt
met een leeraar in bankwerken en electro-techniek.
De voorzitter antwoordt hierop, dat men op het
oog heeft een leeraar, die zoowel de theorie als de prac-
tijk onderwijzen kan.
Bij art. 4c bepleit de heer OVERING de wenschelijkheid,
om het salaris van de leeraren in teekenen minstens ge
lijk te maken aan dat van de gewone praktijk-leeraren.
Als ze drie diploma's halen en niet Ma, staan ze nog be
neden de gewone praktijk-leeraren.
De voorzitter zegt, dat het geheel van hen zelf al-
hangt, of ze meer zullen verdienen dan een praktijk-leeraar.
Als ze de volledige bevoegdheid hebben voor middelbaar
onderwijs, dat is M1 of M2, ofwel Ma behalen, krijgen ze
f 200,toelage. Dat zijn de akten, welke voor de ambachts
school de meeste waarde hebben. De andere diploma's,