22 December 1910.
517
De voorzitter antwoordt hierop, dat het niet de be
doeling is, dat de boekhouder dagelijks voor den directeur
een specifieke staat van gedane ontvangsten en uitgaven
opmaakt, maar dat hij alleen het saldo opgeeft.
De heer MEEUWESEN meent, dat ook het eerste wel
uitvoerbaar is, wanneer dit bestaat in het toonen van de
boeken.
De heer VAN HULTEN stelt voor, om in de artikelen
4 en 8 de; woorden zoo mogelijk te doen vervangen door
ten minste. De raad dient bij de benoeming eene keuze te
hebben, hetgeen niet het geval zou zijn, als er maar één
candidaat op de voordracht staat.
De voorzitter zegt, dat de voordracht wordt opgemaakt
na verhoor van de commissie. Als de raad haar onvol
doende acht, zou hij ze kunnen terugzenden ter aanvulling.
Het voorstel van den heer Van Hulten wordt alsnu in
stemming gebracht, en aangenomen met 11 tegen 9 stemmen.
Vóór stemden de heeren Bloemarts, Merkelbach van
Enkhuizen, Van den Brink, Van Keppel, Lijdsman, Overing,
Van Hulten, Fr. Smits, A. F. Smits, Bom en Verschraage.
Tegen waren de heeren Staal, J. M. IngenHousz, mr. W.
IngenHousz, Scheltus, Rombouts, Reigersman, Teychiné,
Meeuwesen en Heijlaerts.
De heer VAN HULTEN vraagt naar de bedoeling van
art. 33.
De voorzitter antwoordt hierop, dat een artikel van
denzelfden inhoud ook voorkomt in de gemeentewet. Nu
het financieel beheer gesplitst wordt, is een dergelijk artikel
ook in deze verordening op zijne plaats.