5i8
22 December 1910.
De heer OVERING zegt, dat volgens art. 16 tusschen
de gemeente en het bedrijf voor wederzijdsche stortingen
geene rente wordt verrekend. Van een zuiver commercieel
standpunt beschouwd, is dit niet geheel juist.
De voorzitter geeft dit gaarne toe, doch, zooals uit
het overgelegd schrijven blijkt, is dat de wensch van gede
puteerde staten.
De heer OVERING wijst er nog op, dat volgens art. 34
de boekhouder thans eene hooge zekerheid moet stellen
en zijne verantwoordelijkheid nu ook grooter wordt. Spre
ker vertrouwt, dat burgemeester en wethouders daarin
op de eene of andere wijze zullen tegemoet komen.
De voorzitter zegt, dat dit punt bereids door burge
meester en wethouders is besproken.
Niemand over deze ontwerp-verordening nog
het woord verlangende, wordt zij zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
12. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij,
met overlegging van een schrijven van de gedeputeerde
staten dezer provincie, waaruit blijkt, dat bij de regeering
enkele bedenkingen zijn gerezen tegen de vastgestelde
verordeningen op de heffing en invordering van rechten
voor openbare vermakelijkheden, voorstellende aan die
bedenkingen tegemoet te komen en dc betrekkelijke ver
ordeningen dienovereenkomstig te wijzigen.
Zonder discussie wordt besloten aan de gedane
bemerkingen tegemoet te komen.
13. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij,
onder overlegging van de met de gemeentebesturen van
GinnekenPrincenhage en Teteringen gevoerde correspon
dentie tot voorziening in de straatverlichting van de