62 Wi 2 April 1910.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
het advies van de tramcommissie zullen inwinnen en daartoe
het adres in handen van die commissie zullen stellen.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
overeenkomstig het voorstel des voorzitters.
7. Adres van het bestuur van Breda's werkloozenfonds,
d.d. 22 Maart 1910, verzoekende ten behoeve van gemeld
fonds eene subsidie te verleenen van 500,
De heer VAN HULTEN vraagt, of het volgend punt der
agenda als een amendement op dit adres beschouwd wordt,
in welk geval beide punten gelijktijdig kunnen behandeld
worden.
De voorzitter beschouwt punt 8 als een apart voor
stel, hetwelk eene veel verdere strekking heeft dan dit adres.
Spreker zou willen voorstellen, dit adres aan burgemees
ter en wethouders te zenden om prae-advics.
De heer VAN HULTEN verzoekt punt 8 te willen be
handelen vóór punt 7.
De voorzitter zegt, dat hiertegen geen bezwaar
bestaat.
8. Schriftelijk voorstel van het raadslid, den heer Van
Hulten, luidende als volgt
„Ondergeteekende F. C. J. van Hulten, lid van uwen
„raad, van oordeel, dat het wenschelijk is om, in navolging
„van vele gemeenten in den lande, van gemeentewege eene
„regeling te treffen tot steun aan onvrijwillig werkloozen,
„heeft de eer uwen raad voor te stellen
„te benoemen uit den raad eene commissie van drie
„leden, welke commissie in opdracht worde gegeven 1°.
„te onderzoeken op welke wijze de gemeente het doel-
„matigst de onvrijwillig werkloozen kan steunen 2°. voor-