22 Januari 1910. 7
gemeente voor het jaar 1910 wordt verdaagd en inmiddels
het gemeentebestuur wordt gemachtigd tot op de helft der
aangevraagde sommen uitgaven te doen uit de posten op
die begrooting gebracht, waartegen geene bedenkingen zijn
gerezen, alsmede te ontvangen de inkomsten daarin vermeld.
6. Nota van aanmerkingen bij de gedeputeerde staten
gevallen op de begrooting dezer gemeente voor het dienst
jaar 1910 in verband met de door dat college genomen
beslissing, waarbij het nadeelig saldo der rekening over 1908
is verminderd met 25 000,en de begrooting derhalve
met inachtneming hiervan behoort te worden herzien.
De voorzitter stelt voor, al deze brieven en be
schikkingen voor kennisgeving aan te nemen.
Waartoe besloten wordt.
7. Proces-verbaal van de op 21 December 1909 gedane
kasopneming bij den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt,
dat de boeken regelmatig zijn bijgehouden en het onder
zoek der registers en bescheiden tot geene opmerkingen
heeft aanleiding gegeven, terwijl de ontvangsten over 1909
hebben bedragen ƒ822 519,84 en de uitgaven ƒ641079,885
zoodat derhalve in kas moest zijn een bedrag van ƒ182 316,98.
Ten kantore van den ontvanger is aanwezig bevonden een
bedrag van 49 086,48, welk bedrag, met het saldo bij de
Amsterdamsche Bank aanwezig ter betaling van coupons
en uitgelote obligatiën, ad 83 230,50, overeenkomt met
het hiervoor genoemde kasgeld.
De voorzitter stelt voor, dit proces-verbaal mede
voor kennisgeving aan te nemen.
Waartoe besloten wordt.
8. Rapport van den heer dr. J. E. van den Arend over
het onderzoek van het gas der gemeentelijke gasfabriek,
gedurende de maand December 1909, luidende als volgt