'2 April 1910.
81
De heer MEEUWESEN zou over deze zaak niet het
woord hebben gevraagd, wanneer door den heer Van den
Brink zijn naam niet in het debat was gebracht en ook,
omdat de heer Van den Brink zooveel cijfers heeft ge
noemd, welke op den oningewijde den indruk geven, dat
men wel een misdadiger moet zijn, wanneer men het ge
bruik van loodwit nog langer toelaat. Toch is dit gebruik
niet zoo gevaarlijk, zegt spreker. De actie, welke daartegen
gevoerd wordt, is echter in handen van de sociaal-demo
cratische arbeiderspartij, waarvan een lid in deze vergade
ring zitting heeft. Dat lid nu haspelt foodvergiftiging en
toodiotivergiftiging door elkaar. Loodwit is een zwaar vergif,
maar de verfstoffen, welke men daarvoor in de plaats wil
stellen, zijn ook niet onschadelijk. Zinkwit is ook gevaarlijk.
De heer Van den Brink zou daarvan niet straffeloos kun
nen snoepen.
Het meer of minder gevaarlijke van het loodwit zit echter
in de wijze, waarop het gebruikt wordt. De weinigen, die
men zou kunnen aanwijzen, dat zij nadeelige gevolgen van
het gebruik van loodwit ondervonden hebben, zullen dit
in den regel wel aan hun eigen slordigheid te wijten hebben.
Wanneer een schilder zich goed wascht en de voorschriften
opvolgt, welke allerwegen door de arbeidsinspectiën wor
den aanbevolen, zal hij geen nadeel van het gebruik van
loodwit ondervinden.
De heer Van den Brink heeft erop gewezen, dat te
Rotterdam in de loodwitfabrieken de arbeiders slechts zeer
korten tijd werkzaam zijn. Het is spreker echter bekend,
dat er arbeiders zijn, die reeds 30 a 40 jaar in die fabrie
ken werken. Spreker begrijpt ook niet, waarom de menschen
het daar niet zouden kunnen uithouden.
In België en Duitschland is de zaak goed geregeld. Daar
mag het loodwit alleen gebezigd worden in deegvorm. Het
gevaar bestaat voornamelijk hierin, dat men loodwit inademt,
doordat het stuift. Tot deeg bereid, is daar geen gevaar
meer voor. Hier te lande bestaat dit voorschrift niet.