ii
82
2 April 1910.
is
Gaan we de verschillende gevallen na, dan bewijzen deze,
dat loodwitvergiftiging toch slechts sporadisch voorkomt.
Op de tienduizenden schilders van ons land komt hier en
daar een geval voor. Van verschillende medici heeft spreker
vernomen, dat het moeielijk is uit te maken, of iemand
door loodwit is aangetast. De ziekte kan dikwijls aan andere
oorzaken zijn toe te schrijven. Wanneer zich echter in de
laatste jaren bij een schilder een verdacht ziekteverschijnsel
voordoet, moet dit per sé loodwitvergiftiging zijn.
Maar ook in andere bedrijven komt vergiftiging voor,
o.a. bij de typografen. Dit zou er dan eveneens toe moeten
leiden, om de couranten te verbieden. Dat zou, vooral voor
den heer Van den Brink, te bejammeren zijn.
Spreker beschouwt den geheelen opzet van deze zaak
niet anders dan een strijdleus.
Door den heer Van den Brink zijn verschillende cijfers
genoemd, waar spreker vele andere tegenover zou kunnen
stellen/O. a. -ie. gezegd, dat in de jaren 18991901 in het
ziekennuis te Rotterdam maal aohildcra wegens loodver-
giftiging in behandeling zijn geweest. De directeur van het
ziekenhuis heeft echter verklaard, dat die cijfers geheel
uit de lucht gegrepen zijn.
In de stad Keulenzijnde het grootste loodwitdistrict,
komen, volgens de statistiek der Krankenkasse voor 11
ziektedagen op 1 loodwitwerker tegen 13,5 ziektedagen bij
andere werklieden. Hieruit blijkt, dat het gebruik van lood
wit niet zoo gevaarlijk is, mits de voorschriften maar
worden gehandhaafd. Het zou dan ook zeer toe te juichen
zijn, wanneer hier te lande van regeeringswege dezelfde
voorschriften als in Duitschland werden gesteld.
Spreker citeert verder hetgeen door dr. Heijermans,
privaat-docent te Delftover deze kwestie is gezegd.
Als het loodwit kon worden verboden, zou daarvoor in
de plaats moeten komen zinkwit. Dat is niet zoo duurzaam
als loodwit. Er zou dan meer geschilderd moeten worden,
waarvan het gevolg zou zijn, dat de gemeenten op meerdere