'2 April 1910.
85
Spreker zal dus tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders stemmen.
De heer VAN KEPPEL wijst erop, dat het niet de be
doeling is, om de zaak af te doen, maar te wachten op de
maatregelen, welke door de regeering zullen genomen
worden, in verband met het rapport der loodwitcommissie.
De heer VAN DEN BRINK wijst op de veranderde
zienswijze van den heer Van Keppel van voor twee jaar.
In het rapport der loodwitcommissie wordt de meening
van toen al weersproken.
De heer VAN HULTEN wenscht eene vergissing te
herstellen. Het blijkt hem thans, dat door aanneming van
het voorstel van burgemeester en wethouders de zaak niet
van de baan is, doch dat men de maatregelen van de re
geering wil afwachten. Hiermede kan spreker zich wel
vereenigen, waarom hij zal stemmen voor het voorstel van
burgemeester en wethouders.
De heer JMEEUWESEN betoogt nader, dat de actie,
welke van de schildersgezellen uitgaat, niet dezelfde is als
die van de schilderspatroons. De patroons zijn tegen alge
heel verbod van loodwit. Spreker heeft de sociaal-demo
cratische arbeiderspartij niet gebruikt als een spookbeeld,
maar alleen het feit willen constateeren, dat de actie tegen
het gebruik van loodwit van die partij uitgaat.
De heer VAN DEN BRINK vraagt voor de derde maal
het woord.
De voorzitter zegt, dat dit alleen met verlof van
de vergadering kan worden toegestaan.
Het verzoek van den heer VAN DEN BRINK wordt
alsnu in stemming gebracht en met 10 tegen 8 stemmen
ingewilligd.