2 April 1910. Vóór stemden de heeren Bloemarts, Van den Brink, Staal, Van Keppel, Lijdsman, Teychiné, Verschraage, Meeuwesen, Van Hulten en Bom. Tegen waren de heeren Slechtriem, J. M. IngenHousz, mr. \Yr. IngenHousz, Schèltus, Reigersman, Fr. Smits, Heijlaerts en A. F. Smits. De heer VAN DEN BRINK antwoordt aan den heer Meeuwesen, dat in Oostenrijk de schilderspatroons en schildersgezellen wel samengaan in het streven naar alge heel verbod. Spreker stelt alsnu voor, om het gebruik van loodwit voor de gemeentegebouwen te verbieden voor binnen-buitenverfwerken. De voorzitter zegt, dat hem ééne zaak getroffen heeft in de rede van den heer Van den Brink, waar deze wil afwachten het rapport van de sociaal-technische ver- eeniging van democratische ingenieurs en architecten. Dat is eenvoudig, maar het voorstel van burgemeester en wethouders is nog eenvoudiger. Deze willen wachten op de maatregelen van de regeering, in verband met het rapport der loodwitcommissie. Waar nu door den minister de toezegging is gedaan, dat binnenkort maatregelen te wachten zijn, meent spreker, dat men vertrouwen moet stellen in den minister. Spreker verzet zich dan ook ten sterkste tegen het voorstel van den heer Van den Brink; niet, omdat geene maatregelen behoeven genomen te worden, maar wijl men behoort af te wachten, wat de regeering doen zal. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 1 stemmen. Vóór stemden de heeren Bloemarts, Slechtriem, Staal, Van Keppel, Lijdsman, J. M. IngenHousz, mr. W. Ingen Housz, Scheltus, Reigersman, Teychiné, Verschraage,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 86