9i u 2 April 1910. hebben. Daarvan profiteeren niet uitsluitend de koffiehuis houders, maar ook de slager, de bakker, de kruidenier, de kellner, de timmermanallen zijn er door gebaat. Tal van Bredanaars komen er door aan 't werk of zijn in de gelegenheid iets extra te verdienen. Breda moet het vreemdelingenverkeer zooveel mogelijk bevorderen en trachten ze naar hier te trekken, opdat zij zich hier zullen vestigen. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat op andere plaat sen bijna alles wat voor die feesten noodig is, door stad- genooten wordt vervaardigd of geleverd. Hier is het anders; de gebouwen worden gezet door menschen van buiten het personeel komt van buiten en de verlichting geschiedt door de Ginnekensche centrale. Het vreemdelingenbezoek noemt spreker fictief. Daar wordt te veel mede geschermd. Het feestterrein ligt nagenoeg buiten de stadde menschen stappen aan het station op de tram naar het feestterrein en wil men naar buiten, dan gaat men naar het Mastbosch. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de neringdoenden in de binnenstad ervan zullen profiteeren. Spreker vraagt verder, of er niet een adres is ingekomen van de ver- eeniging „Vergunning". De voorzitter antwoordt hierop, dat wel een adres is ingekomen, maar niet bij den raad. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met IC tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Bloemarts, Slechtriem, Staal, Van Keppel, Lijdsman, J. M. IngenHousz, mr. W. Ingen- housz, scheltus, reigersman, teychiné, verschraage, Meeuwesen, Fr. Smits, Hejlaerts, A. F. Smits en Bom. Tegen waren de heeren Van den Brink en Van Hulten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 94