2 April 1910. 99 echter geweigerd met de andere drankbestrijdcrsvereeni- gingen samen te werken, wijl zij alleen de matigheid wil trachten te bevorderen. Matigheid is echter geen beginsel, maar een relatief begrip, zegt spreker. De adresseerende vereenigingen willen komen tot afschaffing van den sterken drank als volksdrank. Eene organisatie, als door burgemeester en wethouders wordt beoogd, is niet tot stand te brengen, zoolang de Volksbond zijne samenwerking weigert. Spreker geeft derhalve in overweging, om niet te be sluiten overeenkomstig het prae-advies. Daarmede zal men toch niet van de zaak af zijn, want de betrokken vereeni gingen zullen nu ieder hoofdelijk om subsidie komen aan kloppen. Spreker stelt mitsdien voor, aan de verschillende vereenigingen ieder afzonderlijk eene subsidie te verleenen tot een gezamenlijk bedrag van 250, De heer VAN DEN BRINK is het eens met burgemeester en wethouders, dat, wanneer subsidie wordt gegeven aan vereenigingen, deze ook rekening en verantwoording moeten doen. Dat het Kruisverbond ƒ130,tekort komt, vindt spreker niet zoo erg. Dat zal wel terecht komen. Mede is spreker voor eene federatie van de verschillende drank- bestrijdersvereenigingen. Met den considerans kan hij zich echter niet vereenigen, waar het relatieve matigheidsbe ginsel op den voorgrond wordt gesteld. Spreker verdedigt de geheelonthoudersvereenigingen, die beoogen een wettelijk verbod van alle alcoholische dranken. Dit is echter geen beletsel tot samenwerking met andere drankbestrijdersvereenigingen. Die menschen stellen zich een ideaal, waarvan het einddoel waarschijnlijk eerst na 3 a 4 eeuwen zal bereikt zijn. Dit is intusschen een prikkel tot werken. De voorzitter geeft zijne bevreemding te kennen over insinuatie van den heer Van Hulten, alsof burge meester en wethouders woorden hebben gebezigd, om hun idéé te bedekken. Burgemeester en wethouders komen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 99