108
24 Maart 1911.
De regeeringen, mijnheer de voorzitter, voortge
komen uit het beperkte kiesrecht, konden geen middel
aanwijzen om den finantieelen nood der gemeenten te
verhelpen. Ons jaarverslag 1909 geeft aan de Bredasche
schuld einde 1908 op f1863630,zeker geen peul
schilletje. De rentebetaling voor 1911 is f 133428,5Is.
Waar de nieuwe voorstellen der regeering nu spreken
van eene gemeentelijke bedrijfsbelasting, kunnen we
vragenMoeten we dan onze nijvere burgers, die reeds
den druk ondergaan, behalve van meerdere rijksbe
lastingen, ook onzer eigen inkomstenbelasting, nog
eennieuwen last op de schouders schuiven Dat
gaat en mag niet
Het rijk legt ons op de kosten van het onderwijs,
voor 1911 geraamd op f206116,25; de kosten der
politie f44720,-voor armwezen f 35738,waar
tegenover slechts staat aan uitkeeringen aan de ge
meente (van rijk, provincie enz.) f 124338,13. Niet
ten onrechte hoorde ik eens een staathuishoudkundige
beweren „Het rijk (de regeering) is de grootste vijand
der gemeenten." Laten we, mijne heeren, het rijk
mores leeren door middel van het algemeen kiesrecht.
De arbeidende klasse gevoelt behoefte aan sociale
hervormingen, die frisch kunnen zijn en genezing
brengend, wanneer ze worden gedragen door het
algemeen kiesrecht. Meer nog dan de bezitter heeft
de bezitlooze noodig het recht van meespreken bij
het bestuur van land, provincie en gemeente.
Onbeschermd staat hij in de maatschappij van zijne
jeugd tot den ouderdom. De rijke is beschermd door
zijne kapitaalkracht. Geen werkloosheid kan hem
brengen in kommer en ontbering, het onderwijs voor
zijne kinderen kan hij koopen en de dagen van ziekte
en ouderdom baren hem geen zorgen. Gansch iets
anders voor den bezitlooze, voor wien te zorgen