24 Maart 1911. „in overeenstemming, doch mist de ondersteuning „van de toelichting des Ministers. Tegenover dat „gemis staat echter, dat zij de practijk voor zich „heeft, zooals kan blijken uit de hierbij overgelegde „soortgelijke regelingen van Amsterdam en Utrecht, „waarvan het eerste door gedeputeerde staten der „provincie Noord-Holland bereids werd goedgekeurd. „Het is bekend, dat bij het toepassen van wets bepalingen meermalen geen rekening wordt gehouden „met eene ministerieele toelichting; in sommige ge- vallen is die toepassing zelfs geheel in strijd met „die toelichting, daar de practijk zich daarnaar niet „altijd richten kan. „In het onderhavige geval wordt in de practijk „nutteloos heel wat administratieven omslag veroor zaakt, indien met 's Ministers toelichting moet worden „rekening gehouden en voor de belanghebbenden kan „dat menigmaal lastige en schadelijke gevolgen hebben. „Zoo zal o. a. voor iedere verwisseling in de „effecten een door Uw college goedgekeurd raadsbesluit „noodig zijn nu eens zal een rekenplichtig ambtenaar „een bepaald verlangd effect niet of niet meer kunnen „verschaffen, een andermaal zal hij finantieel worden „benadeeld door verplichten aankoop van een bepaald „effect, enz. Daar tegenover staat geen enkel voor- „deel, want meerdere zekerheid wordt er voor de „de gemeente niet door verkregen. „Het wilde den raad voorkomen, dat er slechts „een verschil in graad bestaat omtrent het begrip „aangewezen effecten in de beide opvattingen. Echter „acht de raad ook de door hem gehuldigde opvatting „in volkomen overeenstemming met de woorden der „wet, omdat evengoed van aangewezen effecten kan „worden gesproken als de Soort, als in het geval, „dat de effecten met namen zijn aangeduid in het 112

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 112