pi 12 21 Januari 1911. vangen en is daarop tot de invoering van den maatregel overgegaan. De heer VAN HULTEN zegt, dat in het Katholieke Volk reeds een week te voren de loop der geschie denis is medegedeeld. De heer VAN DEN BRINK zegt, dat de heer van Hulten zijne zaak blijkbaar beschouwt als eene concurrentie. Dat doen de socialisten niet. Zij steunden dadelijk het adres van de Roomsch Katholieke organisatie. Niet als concurrentie, maar in het be lang van de/arbeiderspartij, on wijl do katholieken niet willon samenworkon. De voorzitter betoogt, dat burgemeester en wethouders niet bezield zijn met eenigen concurren- tiegeest en hun sociaal instinct genoegzaam is ontwik keld, om niet te treden in den concurrentiestrijd. Spreker moet echter opkomen tegen de bewering van den heer van den Brink, dat dergelijke adressen spoorloos zouden verdwijnen. Alles wordt regelmatig afgewerkt. Het is echter geen kunst om zoo'n adres op te stellen, maar het uit te werken is niet zoo ge makkelijk. En daar komt het juist op aan. Men kan niet vandaag iets vaststellen en het morgen weer terugnemen. Het eene houdt met het andere verband. Zoo is o.a. nog onopgelost de kwestie van eigen beheer of aanbesteding, welke ook met deze zaak in nauw verband staat. Bij de gemeente-reiniging bevindt zich een heel stel regenjassen, maar de werklieden maken er geen gebruik van. Aan het werkliedenreglement wordt geregeld ge werkt, maar men moet het goede oogenblik weten te kiezen. In Rotterdam staat men voor dezelfde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 12