21 Januari 1911. 13 moeielijkheid als hier. Daar is ook nog geen werk liedenreglement, ofschoon het aantal werklieden daar vrij wat aanzienlijker is dan hier. Maar afstel is volstrekt geen uitstel. De heer VAN HULTEN vraagt, of die regenjassen voor de werklieden afzonderlijk zijn, ofwel voor alge meen gebruik. Dat maakt een groot verschil. En wat het geschikte moment betreft, dat is er nu. Als men begint met petten te geven, dan meenen de arbeiders, dat zij ook wel jassen kunnen krijgen. De voorzitter antwoordt hierop, dat de petten dienen om de dragers ook onder controle van het publiek te brengen. De heer VAN DEN BRINK geeft zijn misnoegen erover te kennen, dat hier alles wordt opgehangen aan dat eeuwige werkliedenreglement, hetwelk reeds sinds Juni 1908 circuleert bij burgemeester en wet houders. Als deze thans hun oordeel daarover nog niet kunnen vellen, begrijpt spreker er niets van. Maar dergelijke zaken, welke arbeidersbelangen raken, worden hier afgepoeierd. Spreker verwijst hierbij naar zijne vrijwel uitgewerkte voorstellen, gedaan in de vergaderingen van 26 September 1908 en 17 April 1909, tot wijziging van het reglement op de pensionneering der gemeente-werklieden. Deze be rusten dus ook al vrij lang bij burgemeester en wethouders. Zij zijn toch gedaan door een gemeente raadslid, al is het dan maar een arbeidersafgevaar digde. En wat nu de kwestie van eigen beheer en aan besteding betreft, welnu, maak die kwestie uit, zegt spreker. Maar dan zal de raad zich nog verder gaan compromitteeren. Dan zal blijken, dat hier enkel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 13