l/L U'
22 April 1911. 149
De voorzitter wijst erop, dat in het voorstel
slechts een maximum wordt genoemd van 1 cent.
Men weet nog niet, hoe de zaak loopen zal. Veel
zal afhangen van het aantal toetredingen. Indien
bij de oprichting mocht blijken, dat een hoogere
bijdrage dan i/2 cent per inwoner noodzakelijk was
en daaromtrent geen raadsbesluit bestond, dan zou
spreker, als afgevaardigde, niet tot de vaststelling
der statuten kunnen medewerken.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN heeft
nagegaan, dat er in ons land 134 gemeenten zijn met
eene bevolking van meer dan 10000 inwoners terwijl
de 24 gemeenten, wier zielental bij de volkstelling van
1899 meer dan 20000 inwoners telden, op 31 Decem
ber 1909 reeds eene bevolking hadden van 2210052
inwoners. Spreker verwacht eene veelzijdige deelne
ming. Zonder overdrijving meent hij te mogen
aannemen, dat de gezamenlijke bevolking van de
gemeenten, die zullen toetreden, wel 3 millioen zielen
zal bedragen. Berekend tegen '/a. cent per inwoner,
vormt dan de j aarlij ksche contributie reeds een res
pectabel bedrag.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het nog
lang niet zeker is, dat de grootste gemeenten, zooals
Amsterdam, Rotterdam en den Haag, zullen toe
treden. In die gemeenten is het adres nog niet
behandeld en deze moeten den doorslag geven. Boven
dien zal de vereeniging van meer direct belang zijn
voor de zoogenaamde middenstands-gemeenten. Nie
mand weet, hoeveel geld de vereeniging zal noodig
hebben. Als een kwart cent per inwoner voldoende
is, zal ze geen halve cent voorschrijven. Wijl echter
nog niets van de behoefte der vereeniging bekend
f
mé