22 April 1911. 153 spreker het aangevraagde bedrag ten volle toestaan en stelt hij mitsdien voor aan de vereeniging eene subsidie te verleenen van f 500, De heer J. M. INGENHOUSZ wenscht ook eene lans te breken voor de vereeniging en is er voor, de gevraagde som ten volle toe te staan. Spreker ontveinst niet, dat er bezwaren aan verbonden zijn, welke niet geheel zullen kunnen worden weggenomen, maar de vereeniging zal toch zeer nuttig kunnen werkzaam zijn ter volmaking van de opvoeding der jeugd. Spreker zal de laatste zijn, om te beweren, dat de Bredasche jeugd uit duiveltjes bestaat, maar engeltjes zijn het toch ook niet. Waar nu de ver eeniging ontegenzeggelijk veel er toe zal bijdragen, om de jeugd te leeren gewennen aan orde en plicht, ondersteunt spreker gaarne het voorstel van den heer Overing. De heer VAN HULTEN ondersteunt eveneens het voorstel van den heer Overing, omdat, zooals ook uit het prae-advies blijkt, het hier geldt eene zaak van sociaal nut. Spreker vertrouwt intusschen, dat de voorzitter ook bij andere gelegenheden, als er een sociaal nut in 't spel is, tot subsidie zal te bewegen zijn. De voorzitter, ofschoon ook eere-voorzitter van de betrokken vereeniging, moet toch bezwaar maken tegen het voorstel van den heer Overing. Als direct wordt toegestaan, hetgeen gevraagd is, dan vreest spreker, dat het particulier initiatief er onder lijden zal. Eerst dient te worden afgewacht, welke resul taten de vereeniging bereikt heeft, dan kan men later nog altijd zien. De heer Fr. SMITS meent, dat de vereeniging het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 153