22 April 1911.
163
Vervolgens herinnert spreker aan zijn reeds lang
geleden gedaan voorstel tot wijziging van de bepa
lingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur,
op te nemen in gemeente-bestekken, welk voorstel
nog steeds bij burgemeester en wethouders in den
doofpot zit. Het gevolg daarvan is, dat bij de aan
besteding van de uitbreiding der ambachtsschool is
gebleken, dat het vastgestelde minimum-loon lager
is, dan algemeen in de stad wordt betaald. De
gemeente komt dus weer te laat.
Ten slotte wenscht spreker de zienswijze van het
dagelijksch bestuur te vernemen omtrent de oprich
ting eener gemeentelijke melkcentrale, waarvan in
het pas verschenen verslag van den keuringsdienst
wordt gezegd, dat deze het toezicht in het algemeen
en in het bijzonder het toezicht op de zindelijkheid
zeer ten goede zou komen. Aan den voet der be
trokken bladzijde wordt verwezen naar een werkje
van dr. Enoch over de werking van een dergelijk
systeem. Spreker zou wenschen, dat dit boek op de
leeskamer ter inzage voor de leden werd neergelegd.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de op
merkingen betreffende de reinheid der straten aan
de betrokken commissie zullen worden overgebracht.
Spreker moet echter opmerken, dat de onreinheid
in de Dieststraat de schuld is van de bewoners dier
straat zelf, die het vuil geregeld op de straat werpen.
De subsidie-aanvrage voor de huishoudschool is
reeds bij burgemeester en wethouders behandeld,
zoodat de zaak in de eerstvolgende vergadering in
behandeling zal worden gebracht. Wat betreft de
opmerking over het aantal vergaderingen van burge
meester en wethouders wijst spreker erop, dat deze