26 Mei 1911.
187
De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat de
heer Meeuwesen zich weer doet kennen als een
aanbidder van het particulier initiatief. Dat is heel
mooi, maar men is dan afhankelijk van een of meer
personen. En als zoo iemand de stad verlaat, is er
niet steeds een ander voor te vinden.
Nog is er een adres om subsidie voor musicalia,
maar om goed te kunnen musiceeren, moet men
eerst goed kunnen koken.
Dat de buitenleerlingen van de subsidie zouden
kunnen profiteeren, is door de voorwaarden, welke
burgemeester en wethouders wenschen te stellen,
behoorlijk gecoupeerd. Breda wordt door de buiten
gemeenten al genoeg geknoeid. Dat de school in een
luxe-gebouw gevestigd is, vindt spreker geen bezwaar.
Daar krijgen de arbeiders ook aristocratische manieren.
Zij verlangen niets liever, dan uit hunne krotten te
komen en in paleizen te gaan wonen.
Door het rijk is eene subsidie toegezegd van
f 1500,doch daartegenover staat de enorme schriel
heid van de provincie, die slechts f 100,geeft.
Niets meer dan een fooi. Maar de gemeente Breda
kan wel wat meer doen.
Er is nog gezegd, dat slechts een tiental meisjes
uit de arbeidersklasse de lessen volgen. Dat is voor
één cursus, doch er worden in den loop van een
jaar toch meer cursussen gegeven, meent spreker.
De heer MEEUWESEN doet opmerken, dat hij
volstrekt niet gesproken heeft van subsidie voor
muziekvereenigingen. Er zijn nog adressen van werk
liedenverenigingen ook. Alleen heeft spreker erop
willen wijzen, dat er eene grens moest zijn voor al
die subsidiën en dat ook rekening moet worden ge
houden met de gemeentekas,